Orthomoleculaire voeding
De term ‘orthomoleculair’ werd voor het eerst gebruikt in 1968, door professor Linus Pauling. Orthos komt uit het Grieks en betekent: juist, recht of gezond, en moleculair staat voor: de moleculen betreffende. In de orthomoleculaire voedingsleer streeft men er dus naar de lichaamscellen van optimale hoeveelheden voedingsstoffen te voorzien.
Voeding heeft een geneeskrachtige werking
De wetenschap dat voeding een geneeskrachtige werking kan hebben stamt al van eeuwen geleden. Zo noemt Hippocrates (460-377 v Chr) meerdere malen de geneeskrachtige werking van voeding en kwam met de uitspraak: “uw voeding is uw geneesmiddel, uw geneesmiddel is uw medicijn”. Maimonides (1135-1204) hanteerde de stelling dat: ‘geen enkele ziekte die door een dieet kan worden genezen, met andere middelen dient te worden behandeld’. Dit idee raakte op de achtergrond toen, vanaf ongeveer 1850 de chirurgie steeds grotere resultaten boekte en na de tweede wereldoorlog, de antibiotica als krachtig middel tegen infectieziekten ontwikkeld werden. Naast deze zeer effectieve behandelmethoden werd de invloed van voeding als ondergeschikt ervaren.
Het belang van vitamines
In het begin van de 20e eeuw werden steeds meer gebreksziekten ontdekt die genezen konden worden door het toedienen van één vitamine. Een voorbeeld is scheurbuik dat te voorkomen en te genezen bleek met vitamine C. Dat voeding meer invloed heeft dan alleen het voorkomen van de typische gebreksziekten wordt steeds duidelijker vanaf ongeveer 1960.
Sindsdien blijkt uit een groeiend aantal wetenschappelijke onderzoeken dat er wel degelijk een niet te verwaarlozen relatie bestaat tussen voeding en ziekten. Zo is inmiddels duidelijk dat slechte voedingsgewoonten een rol spelen bij het ontstaan van bijvoorbeeld kanker, hart- en vaat ziekten en ouderdomsdiabetes.
In de orthomoleculaire voedingsleer staat het streven voorop om met de voeding zoveel mogelijk nodige en nuttige voedingsstoffen binnen te krijgen en zo weinig mogelijk schadelijke stoffen.
Het vernieuwen van cellen, dus een goede cel opbouw, is noodzakelijk om allerlei ziekten buiten de deur te houden. Een beschadigde cel vernieuwt zich, maar blijft beschadigd als de voeding onvolwaardig is.
Optimale beschikbaarheid creëren!
Helaas is het, ook voor een gezond persoon, bijna onmogelijk om via de voeding optimale hoeveelheden van bepaalde voedingsstoffen te consumeren. Het meest bekende voorbeeld hiervan is wel foliumzuur. Ook reguliere geneeskundigen adviseren nu gezonde vrouwen die zwanger willen worden, extra foliumzuur te nemen om de kans te verkleinen dat hun kind geboren gaat worden met een open ruggetje.
Zowel met het doel ziekten te voorkomen als met het doel ziekten te behandelen, kan het nodig zijn, naast een zo volwaardig mogelijke voeding, extra voedingsstoffen in de vorm van voedingssupplementen in te nemen. Voedingssupplementen zijn in feite tabletten of capsules die een hoog gehalte bevatten van stoffen die in geringere hoeveelheid ook in de voeding voorkomen. Dit kunnen zijn: vitamines, mineralen, aminozuren, essentiële vetzuren of enzymen, maar ook minder bekende groepen van stoffen zoals bijvoorbeeld de bio-actieve stoffen.
Waarom is deze voedingsleer zo belangrijk?
Onze levensomstandigheden zijn veranderd. De kwaliteit van onze voeding is verminderd door milieuvervuiling en diverse verwerkingsprocessen. Deze achteruitgang van de dagelijkse voeding heeft onze gezondheid geen goed gedaan. Het heeft geleid tot lichamelijke en geestelijke aandoeningen.
Hoe vaak zeggen we niet ‘Ach, kanker of reuma zit in mijn familie’? Maar leg je daar niet te snel bij neer. Binnen de complementaire geneeskunde is men van mening dat de erfelijkheidsfactor tot 20% gereduceerd kan worden. Door bewust om te gaan met de dagelijkse voeding kunnen we voor een deel onze eigen verantwoordelijkheid oppakken.
Uiteraard zou het voor ons allemaal beter zijn om preventief te werk te gaan, zodat kwalen en ziekten buiten de deur blijven. Maar als hiervan geen sprake is, is ook curatief veel te bereiken. Men kan het roer omgooien. Is dat gemakkelijk? Zeker niet. We zitten vaak vastgeroest in een bepaald voedingspatroon en daarnaast zal de omgeving een grote rol spelen. Want ook al ben je er zelf van overtuigd dat een orthomoleculair voedingspatroon werkt, de omgeving kan hierop heel anders reageren en zal er – zeker in het begin – vaak sceptisch tegenover staan.
Voedingspatroon aanpassen
Er zijn in het proces drie stappen om het voedingspatroon aan te passen:
- Bewustwording van het feit dat voeding maakt wie we zijn of willen zijn.
- Kennis vergaren van orthomoleculaire voeding.
- Toepassen van de kennis, ofwel het stapsgewijs invoeren van een dagelijks orthomoleculair voedingspatroon.
Het woord ‘dieet’ heeft voor velen een negatieve klank gekregen. Bij orthomoleculaire voeding is het woord ‘voedingspatroon’ beter van toepassing. Dat heeft namelijk geen tijdelijk karakter, maar duidt op een omslag in het denken en voeden om het lichaam op te bouwen en goed te onderhouden. Doorzettingsvermogen is nodig om voedingsgewoonten te doorbreken. Zodra verbetering voelbaar of zichtbaar is, is doorzetten eenvoudiger. Motivatie speelt hierbij uiteraard een cruciale rol.
Feeling met voeding
Ons welzijn wordt sterk bepaald door wat we eten en hoe we eten. Veel mensen merken de symptomen van het eten van verkeerde voeding niet eens meer op. Een voorbeeld is het nuttigen van geraffineerde suiker en meelproducten. Dat veroorzaakt allerlei “vage” klachten en onrustig gedrag. Het zorgt op den duur voor een laag energieniveau.
Men is vergeten hoe het voelt om vol energie wakker te worden en de hele dag energiek te blijven. Of hoe het voelt om vrij te zijn van spanningen in lichaam of geest. Men denkt dat een opgeblazen gevoel na het eten normaal is of dat het gewoon is om afhankelijk van stimulerende middelen als koffie de dag door te komen.
Zo sluipen de symptomen van degeneratieve ziekten er ook in. Ziekten of symptomen daarvan zijn reacties om aan te geven dat er iets mis is. Tegelijkertijd zijn ze een poging om het evenwicht te herstellen.
Degeneratieve ziekten houden verband met onze voedingswijze en met stressfactoren. Voorbeelden van westerse ziekten die zo ontstaan, zijn hypoglycaemie, artritis, reuma en kanker. Ziekte is de laatste fase van een neergaande gezondheidstoestand. De eerste waarschuwingen zijn bijvoorbeeld vermoeidheid, gebrek aan energie, geestelijke verwardheid, geïrriteerdheid of maag- en darmstoornissen.
Laten we het volgende Chinese gezegde in ere herstellen: ‘De beste dokter staat in de keuken.’
Oervoeding en andere voedingspatronen
Bij het begrip ‘orthomoleculaire voeding’ kijken we regelmatig terug naar de oermens en zijn voeding. De primitieve mens was een jager die de hele dag bewoog. Hij at vooral knollen, bladeren, planten, zaden, bessen, eieren en af en toe vlees of vis. En dit alles zo vers mogelijk. Snel verteerbare koolhydraten bestonden nog niet. En zelfs het zoete fruit van tegenwoordig werd niet genuttigd.
Genetisch gezien lijken we nog steeds op de oermens. Hun voeding bestond voor 65% uit fruit, groente, noten en wat honing. De resterende 35% bestond uit vlees van wilde dieren, vis en eieren.
Op dit moment (getallen uit 2014) bestaat ons voedsel voor 55% uit granen, zuivelproducten, suiker, zoetmiddelen, transvet, verzadigd vet en alcohol. Daarnaast bestaat ons dieet voor maximaal 17% uit fruit, groente, peulvruchten en noten, de overige 28% bestaat uit vet vlees, kip, gevogelte, eieren en vis. 70% van onze hedendaagse voeding bestond niet in de steentijd.
In de loop van de eeuwen is veel gewijzigd in het voedingspatroon. Helaas is daarmee ook de gezondheid achteruitgegaan. Er is nog een aantal bevolkingsgroepen zonder westerse ziekten. De vier genoemde bevolkingsgroepen en hun voedingspatroon geven een beeld van een gezonde basis. De gemiddelde leeftijd van deze bevolkingsgroepen is aanzienlijk hoger dan die van ons. Bovendien blijven zij tot op veel hogere leeftijd gezond.
De genoemde vier bevolkingsgroepen krijgen slechts een gering aantal calorieën binnen. Uit onderzoek is gebleken dat beperking van het aantal calorieën, waarbij men let op de juiste bouwstoffen, het leven aanzienlijk verlengt en kwaliteitsverbetering tot gevolg heeft.
Macronutriënten en micronutriënten
Dankzij wetenschappelijk onderzoek bestaat momenteel een grote hoeveelheid kennis over de voedingsstoffen dat het menselijk lichaam nodig heeft. Een belangrijk onderscheid is dat tussen macronutriënten en micronutriënten.
Macronutriënten zijn voedingsstoffen die het lichaam in relatief grote hoeveelheden nodig heeft;
- Koolhydraten
- Vetten
- Eiwitten
Micronutriënten zijn voedingsstoffen die het lichaam in slechts geringe hoeveelheden verbruikt, maar voor het functioneren en de gezondheid onontbeerlijk zijn, de belangrijkste micronutriënten zijn;
- Vitamines
- Mineralen
- Spoorelementen
Zoals al eerder genoemd, werd men zich voor het eerst bewust van het bestaan en het belang van de uiteenlopende micronutriënten toen aan het licht kwam dat tekorten aan deze voedingsstoffen ernstige ziekten kunnen veroorzaken. Zo bleek een tekort aan vitamine C kan leiden tot de gevreesde gebreksziekte scheurbuik.
In de orthomoleculaire voedingsleer spreken we over een absoluut tekort als iemand minder van een nutriënt naar binnen krijgt dan nodig is om een gebreksziekte te voorkomen. Orthomoleculaire voeding houdt echter veel meer in dan het voorkomen van gebreksziekten. We willen de voeding namelijk zo samenstellen dat het lichaamssysteem in de best mogelijke conditie komt en blijft. Dat houdt in dat voor het zo goed mogelijk functioneren van het lichaamssysteem de behoefte aan uiteenlopende micronutriënten hoger is dan de hoeveelheid die nodig is om alleen gebreksziekten te voorkomen.
Belangrijke effecten van een verbeterd voedingspatroon
Mogelijke korte termijneffecten:
- verbeteren en handhaven van de weerstand tegen infectieziekten
- meer energie en sneller herstel na inspanning
- verbetering conditie
- snellere genezing verkoudheden en andere lichte aandoeningen
- verlichting van klachten bij acute en chronische aandoeningen
- minder negatieve bijwerkingen van belastende medische ingrepen en lichaamsvreemde medicijnen
Mogelijke langetermijneffecten:
- minder kans op degeneratieve aandoeningen zoals kanker, aderverkalking en diabetes
- preventie van verdere achteruitgang en vaak ook daadwerkelijke verbetering bij verschillende chronische aandoeningen
- verlenging van het leven
De langetermijneffecten treden alleen op als het verbeterde voedingspatroon door de jaren heen consequent wordt volgehouden. Dat veel gezondheidswinst niet meteen maar pas na maanden of jaren optreedt, komt omdat met de juiste voeding het biologische systeem geleidelijk steeds beter gaat functioneren. Dit verbeterde systeem kan zichzelf op lange termijn steeds beter beschermen en optimaal gezond houden.
Essentieel principe orthomoleculaire voeding
Zorg ervoor dat de dagelijkse maaltijden zoveel mogelijk alle noodzakelijke voedingsstoffen verschaffen en vul deze gezonde basisvoeding aan met orthomoleculaire suppletie tot een optimaal niveau.
Bron: Haisma, I, (2018). Met verstand gezond. 2e druk. Harlingen. Nederland. MAM